Terug

Gelijk loon, gelijk fout: hoe de Belastingdienst dga's op één hoop gooit

17 juli 2025
Loonbelasting

De kennisgroep loonheffingen van de Belastingdienst publiceerde onlangs een standpunt waarin zij aangeeft dat het loon van de ene dga minstens gelijk moet zijn aan dat van de andere dga. Zelfs als die andere dga óók een aanmerkelijk belang heeft. Volgens de kennisgroep moet immers worden aangesloten bij ‘het hoogste loon van de werknemers’. De systematiek wordt daarmee een wipwap: wie boven zit, trekt de ander altijd mee omhoog.

Gebruikelijk loon

De wet loonbelasting introduceert drie ijkpunten voor het gebruikelijk loon: 

a. het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, 
b. het hoogste loon van werknemers binnen het concern, en 
c. het vaste minimum (€ 56.000 in 2025). 

De wetgever wilde zo voorkomen dat een dga, in tegenstelling tot werknemers zonder aanmerkelijk belang, een kunstmatig laag loon zou hanteren. Cruciaal detail: bij het ijkpunt ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ zijn werknemers mét aanmerkelijk belang nadrukkelijk uitgesloten. Die uitsluiting toont dat de wetgever juist wilde vergelijken met de externe arbeidsmarkt.

Het kennisgroepstandpunt schuift de systematiek opzij

De kennisgroep redeneert omgekeerd. Zij neemt het loon van de meestverdienende dga (A) en legt dat op de andere dga (B). Dat leest de kennisgroep in onderdeel (b). Door deze beredenering vervalt de noodzaak om nog naar onderdeel (a) te kijken. Het loon van B mag nooit lager zijn dan A, hoe gering het arbeidsmarktrelevante verschil ook is. 

Hoge Raad: maatwerk vóór mechaniek

De Hoge Raad heeft herhaaldelijk geoordeeld dat een forfaitaire benadering niet boven een concrete vergelijkingsmethode gaat. In 2004 verwierp de Hoge Raad de rigide ‘afroommethode’ wanneer een beter vergelijkbaar loon voorhanden is. In 2016 bevestigde de Hoge Raad nog eens dat eerst moet worden gekeken naar een passende vergelijking en pas als die ontbreekt, komt een alternatieve methode in beeld. Met andere woorden: de rechter verlangt maatwerk, geen automatisme. 

Wetshistorie: gelijke lonen zijn uitzondering, geen regel

In de Memorie van Toelichting bij het Belastingplan 2015 staat weliswaar dat het 'ongebruikelijk' is wanneer een aanmerkelijkbelanghouder minder verdient dan een werknemer zonder aanmerkelijk belang, maar de tekst gaat expliciet niet over de situatie waarin beide werknemers zelf een aanmerkelijk belang hebben. De Belastingdienst trekt die passage breder en maakt van een uitzonderingssignaal een algemene norm.

Afgeschafte doelmatigheidsmarge vergroot de spanning

Sinds 2023 is de 25% doelmatigheidsmarge afgeschaft. Daardoor valt het vangnet weg om kleine onderlinge verschillen af te dekken. Wanneer de kennisgroep nu ook nog een interne gelijkheidsnorm oplegt, wordt elk loonverschil tussen de twee dga’s per definitie verdacht, hoe goed onderbouwd ook. Dat vergroot de bewijslast en stimuleert mogelijk ongewenste dividenduitkeringen in plaats van loon.

Verweer in vier stappen

Het is mogelijk om met toepassing van de tegenbewijsregeling aannemelijk te maken dat het gebruikelijk loon op een ander bedrag moet worden gesteld.

  1. Documenteer het verschil in taken, urenbesteding en verantwoordelijkheden. 
  2. Onderbouw met externe salarisdata welke vergelijkbare dienstbetrekkingen passend zijn.
  3. Verwijs naar de arresten van de Hoge Raad uit 2004 en 2016 om aan te tonen dat de vergelijkingsmethode voorrang heeft. 
  4. Stel dat de interne vergelijking met de andere dga de ratio van de wet miskent, omdat beide dga’s aanmerkelijkbelanghouders zijn en daarom buiten de definitie van de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ vallen.

Bronvermelding

  • datum: 17 juli 2025
  • bureau: Belastingdienst
  • karakter: publicatie
  • nummer: KG:204:2025:10

Misschien ook intressant

Ondernemingswinst
Schoenherstelbedrijf verliest rechtszaak over gestolen kasomzet
Wie beweert dat geld gestolen is, moet dat kunnen aantonen. Een verhaal alleen is simpelweg niet genoeg. Een schoenherstelbedrijf uit Noord-Holland komt hier bij de rechtbank achter. De rechtbank gelooft niet in het verhaal over diefstal van €
Ondernemingswinst
Geen voorziening voor toekomstige bedrijfsvoortzetting
Een varkenshouder vormt voorzieningen voor luchtwassers en asbestsanering. De inspecteur vordert na. Het hof oordeelt dat de voorzieningen terecht zijn gecorrigeerd. Voor investeringen ten behoeve van toekomstige bedrijfsvoortzetting kan geen
Inkomstenbelasting
Gouden munten geen contant geld
Contant geld valt in box 3 sinds 2023 onder het lage rendementspercentage voor banktegoeden. De Kennisgroep 'inkomstenbelasting niet-winst' is van mening dat ter belegging gehouden gouden munten niet kwalificeren als contant geld. Deze gouden munten