Terug

Verlaagd btw-tarief van toepassing op gratis servicebeurt?

31 oktober 2024
Omzetbelasting

Een fabrikant van e-bikes biedt bij de verkoop van een fiets de eerste servicebeurt gratis aan. De fabrikant stelt dat een deel van de verkoopprijs moet worden aangemerkt als een vooruitbetaling voor deze servicebeurt, waarvoor het verlaagde btw-tarief zou gelden. Met deze redenering wil de fabrikant de btw op de verkoop van de e-bike verlagen en terugvragen. Hoe oordeelt de rechtbank hierover?

De feiten

De fabrikant verkoopt zijn fietsen voornamelijk aan particulieren. Bij de aankoop van een e-bike werd een eerste servicebeurt gratis aangeboden, mits deze binnen drie maanden na levering en bij minder dan 500 afgelegde kilometers wordt uitgevoerd. Op de verkoopfacturen wordt een bedrag van € 67,50 voor deze servicebeurt vermeld, dat vervolgens weer in mindering wordt gebracht. De klant betaalt uiteindelijk dus niets voor de servicebeurt. Over dat bedrag is het lage btw-tarief in rekening gebracht. 

Standpunten van partijen

De fabrikant voert aan dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is op de servicebeurt, ook al wordt deze als gratis aangeboden. De prijs van de servicebeurt is inbegrepen in de totale verkoopprijs van de e-bike. De fabrikant maakt een vergelijking met kortingen, die supermarkten aanbieden, zoals "1+1 gratis". Ondanks de korting is feitelijk sprake van een vergoeding voor de servicebeurt, die onder het verlaagde btw-tarief zou moeten vallen.

De Belastingdienst stelt dat de eerste servicebeurt een bijkomende prestatie is bij de levering van de fiets, waarvoor geen vergoeding is bedongen. Omdat er geen tegenprestatie is of wordt ontvangen, kan het verlaagde btw-tarief volgens de inspecteur niet van toepassing zijn. 

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank concludeert dat de fabrikant de servicebeurt gratis aanbiedt. Dit blijkt duidelijk uit de verkoopfacturen, waarop weliswaar een bedrag voor de servicebeurt staat vermeld, maar dat bedrag wordt onmiddellijk in mindering gebracht. Per saldo wordt dus geen vergoeding gevraagd voor de servicebeurt. Omzetbelasting is alleen van toepassing wanneer een tegenprestatie wordt ontvangen voor een geleverde dienst. Omdat geen vergoeding voor de servicebeurt wordt bedongen, is het verlaagde btw-tarief niet van toepassing. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Het beroep van de fabrikant is ongegrond verklaard.

Conclusie

Voor ondernemers, die extra diensten aanbieden bij de verkoop van producten of het verrichten van diensten, is het belangrijk om helder te hebben of een vergoeding wordt gevraagd voor die diensten. Zonder een duidelijke tegenprestatie is geen sprake van omzetbelasting over die dienst. Wordt wel een tegenprestatie bedongen, dan is mogelijk een ander tarief van toepassing op de extra dienst. In dat geval is het van belang om vast te stellen of het gaat om een bijkomende prestatie, die opgaat in de hoofdprestatie, of om een te onderscheiden extra dienst. Onduidelijkheid hierover kan tot naheffingen leiden. Heeft u vragen over de fiscale behandeling van diensten die u aanbiedt? Neem dan gerust contact op voor advies op maat.

Bronvermelding

  • datum: 31 oktober 2024
  • bureau: Rechtbank Gelderland
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLINLRBGEL20244521, ARN 22/1598

Misschien ook intressant

Inkomstenbelasting
Cessie van verzekeringsaanspraak voorkomt belastbaarheid uitkering
Een ondernemer die in 2015 zijn aanspraak uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) cedeert om schulden af te lossen, hoeft de in 2018 ontvangen uitkering niet als inkomen aan te merken. Het hof oordeelt dat door de cessie het regime van
Algemeen
Controleer de nieuwe SBI-code bij KVK
Op 6 en 7 september 2025 heeft de KVK de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) gewijzigd. In het Handelsregister zijn, waar dat nodig was, de SBI-codes vervangen door een of meerdere nieuwe. Een verkeerde SBI-code kan leiden tot problemen. De KVK roept
Inkomstenbelasting
Stilzitten is geen prijsgeven
In 2006 verstrekt een vader via zijn bv een lening van € 90.000 aan zijn zoon. De zoon raakt in de loop der jaren in financiĆ«le problemen, wat uiteindelijk leidt tot zijn faillissement in 2015. De bv dient haar vordering in bij de curator en