Terug

Verplichte aanwezigheid voor aanvang dienst is betaalde werktijd

26 september 2024
Arbeidsrecht

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van een werkgever tegen een uitspraak van Hof Den Haag zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

De procedure betrof de loonvordering van een werknemer van een callcenter. Volgens de planningsregels van de werkgever moet de werknemer tien minuten voor de aanvang van zijn dienst aanwezig zijn, om op tijd met de werkzaamheden te kunnen beginnen. De vraag is of deze tien minuten als betaalde werktijd zijn aan te merken. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.

Eerder in de procedure heeft de kantonrechter geconstateerd dat de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst gebonden is aan de planningsregels. Daarin staat uitdrukkelijk vermeld dat de werknemer zich tien minuten voor zijn dienst dient te melden bij zijn leidinggevende. Dat de werkgever dit niet controleert en dat geen sanctie volgt als de werknemer zich één of enkele minuten te laat meldt, doet niet af aan de verplichting. De leidinggevende ontvangt automatisch een melding wanneer een werknemer later dan het aanvangstijdstip van zijn dienst met zijn werkzaamheden begint. Voor de aanvang van de werkzaamheden dient de werknemer in te loggen op zijn computer en telefoon en verschillende programma’s te starten. Dat kost ook volgens de werkgever zeker enkele minuten. De kantonrechter leidt daaruit af dat de tienminutenregel van de planning niet vrijblijvend is.

De tien minuten zijn door de werkgever te betalen arbeidstijd, omdat de werknemer geacht wordt aanwezig te zijn op de werkplek en beperkt is in de mogelijkheden die tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor de werkgever vindt het hof niet van belang.

Bronvermelding

  • datum: 26 september 2024
  • bureau: Hoge Raad
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLINLHR20241161, 23/03000

Misschien ook intressant

Vennootschapsbelasting
Kenbare fout redt Belastingdienst bij navordering zonder nieuw feit
Een vastgoedvennootschap verkoopt in 2016 een onroerende zaak voor € 1 miljoen. De inspecteur stelt dat de werkelijke waarde € 1,75 miljoen bedraagt. Hij legt een navorderingsaanslag op met een winstcorrectie. De inspecteur baseert zich op
Vennootschapsbelasting
Lening wel of niet zakelijk? Rechtbank geeft duidelijkheid
Rechtbank Gelderland geeft in een recente uitspraak duidelijkheid over wanneer een lening tussen verbonden vennootschappen als fiscaal (on)zakelijk moet worden aangemerkt. De zaak draait om een geldverstrekker die een verlies op een lening wil
Inkomstenbelasting
Geen kostenvergoeding door uitblijven reactie
De inspecteur van de Belastingdienst heeft een te hoge aanslag inkomstenbelasting opgelegd aan een belastingplichtige op. Hij is daarbij uitgegaan van gegevens, die hij heeft ontvangen van de werkgever. Deze gegevens blijken achteraf onjuist te zijn.